‘Voorkomen besmetting knolcyperus beter dan genezen’
21 jan 2020
De knolcyperus is een zeer hardnekkig onkruid dat de kwaliteit en continuïteit van de land- en tuinbouwproducten in zandgebieden in Zuidoost-Nederland en meer speciaal in Weert, Nederweert en Leudal bedreigt. Bestrijding kan soms jaren duren. Zelfs bij een kleine besmetting.
Een groep van ondernemers heeft de handen ineen geslagen om samen met onder meer de LLTB-regio Midden-Limburg en het Belgische PLV in Bocholt een traject te starten om besmetting en verdere verspreiding van de knolcyperus te voorkomen. In een pilotproject worden verschillende maatregelen op een besmet perceel ontwikkeld en getest.
De pilot steunt op drie pijlers: inventarisatie van de met knolcyperus besmette percelen, het voorkomen van verspreiding van knolcyperus naar niet-besmette percelen en de bestrijding van de aanwezige knollen en knolcyperusplanten. Het onderzoek wordt over een periode van zes jaar uitgevoerd.
Meldingsplicht
De meldingsplicht rond de knolcyperus werd in 2014-2015 in België opgeheven. Momenteel geldt er een bestrijdingsplicht en mogen geen wortel- en knolgewassen op besmette percelen worden geteeld. Nederland kent nog altijd een meldingsplicht bij de NAK of NVWA. Om te kunnen bestrijden volgt hierna een teeltverbod van drie jaar.
Onder ideale omstandigheden ontwikkelt de knolcyperus meer dan 2.000 nakomelingen. ‘Maar in ons onderzoek zijn ook klonen van knolcyperus ontdekt, die zelfs onder standaard omstandigheden meer dan vijfduizend ondergrondse pitjes vormen’, zo laat Giedo Indenkleef, bestuurslid LLTB-regio Midden-Limburg, weten. ‘De knolcyperus heeft de neiging met het hoofdgewas mee te groeien en onderdrukt dit het hele jaar door. Bij maispercelen met een zware besmetting worden opbrengstdervingen van acht procent vastgesteld.’
Te laat
Omdat de plant zich vooral ondergronds verspreidt en pas in de eerste week van juni boven de grond komt, wordt hij vaak gemist bij de reguliere onkruidbestrijding. ‘Wordt de knolcyperus laat ontdekt, dan is het kwaad al geschied. PVL Bocholt heeft een bestrijdingsproef opgezet om te kijken welke middelen helpen bij de bestrijding onder de wettelijke dosering.’
De knolcyperus bestrijden met chemische middelen heeft weinig zin. Ook speelt het groeistadium waar de plant zich in bevindt een grote rol. Glysofaat zorgt zelfs bij bepaalde klonen voor een stimulans om extra pitjes te vormen.
Het gebrek aan kennis over knolcyperus bij agrarische ondernemers is volgens Indenkleef het grootste probleem. ‘Een besmetting voorkomen is beter dan genezen en vaak wordt de knolcyperus het probleem van een akkerbouwer die grond heeft geruild met een rundveeboer of varkensboer, terwijl de besmetting al jaren aanwezig was.’