Melkvee

Masterclasses Optimaliseren Eiwitkringloop: Eiwitefficiënte veestapel

24 dec 2019

Het percentage eiwit van eigen land kan beïnvloed worden door meer eiwit te telen van eigen land en door het eiwit wat gevoerd wordt aan de koe beter te benutten. Benieuwd hoe u de eiwitefficiëntie van uw veestapel kan optimaliseren?

Koeien

Geef u dan op voor één van de masterclasses >>

1. Wat doet eiwitefficiëntie in de kringloop?

Eiwitefficiëntie is van invloed op de gehele kringloop van een melkveebedrijf. Om het effect van deze invloed zichtbaar te maken, wordt hieronder een voorbeeld uitgewerkt aan de hand van gestandaardiseerde gegevens. Deze gegevens zijn ter verduidelijking van het effect en kunnen voor iedere veehouder anders zijn.

Een veehouder koopt 100 kilo eiwit ter waarde van 100 euro. Dit eiwit wordt gevoerd aan de koe, die dit eiwit vervolgens opneemt. Een koe met een eiwitefficiëntie van 25 procent legt 25 van de 100 kilo eiwit vast in melk en vlees. Met een melkprijs van gemiddeld 6,39 euro per kilo eiwit levert dit dus 25 * 6,39 euro = 159,75 euro op.

75 kilo eiwit (100 kilo gevoerd eiwit - 25 kilo die vastgelegd is in melk of vlees) komt dus terecht in de mest. Omdat bij mestafvoer altijd wordt gekeken naar het aandeel stikstof, gaan we deze kilogrammen eiwit omrekenen naar kilogrammen stikstof. Hiervoor is een standaard omrekeningsfactor, namelijk 6,25. 75 kilogram eiwit / 6,25 omrekeningsfactor = 12 kilo stikstof in de mest.

Het gemiddelde aandeel stikstof in een kuub mest is 4 kilo. Om te weten hoeveel kuub we moeten afvoeren, delen we 12 kilo stikstof door die 4 kilo gemiddeld in een kuub. Dan komen we uit op 3 kuub. Om te berekenen wat we nu uiteindelijk hebben verdiend aan het voeren van die koe moeten we de kuubs die afgevoerd moeten worden, vermenigvuldigen met de prijs per kuub afvoer, 12 euro. We komen dan uit op gemiddeld 36 euro afzetkosten.

Je hebt voor deze koe dus 100 euro aan voerkosten en 36 euro aan mestafzetkosten betaald, in totaal dus 136 euro. Met de melkopbrengsten van 159,75 euro betekent dit dus dat je 23,75 euro hebt verdiend aan deze koe. Door te spelen met eiwitefficiëntie beïnvloed je dus indirect je saldo per koe.

2. Eiwitefficiëntie beïnvloeden, hoe doe ik dat?

Eiwitefficiëntie wordt door verschillende factoren beïnvloed, waarbij de koe de motor is die de juiste hoeveelheid en samenstelling van voedermiddelen omzet in melk en vlees. Optimalisatie van huisvesting, diergezondheid, jongvee opfok en fokkerij dragen bij aan een gezonde en productieve koe die optimaal om kan gaan met het voer.

Wil je meer weten over eiwitoptimalisatie in het rantsoen? Lees dan het artikel ‘Masterclasses Optimaliseren Eiwitkringloop: Eiwitoptimalisatie in het rantsoen’.

3. Voerefficiëntie en fokkerij

Pieter van Goor, foktechnisch specialist bij CRV, vertelt over het effect van voerefficiëntie in een fokprogramma. ‘Onderweg kom je een enorme variatie tegen in voerefficiëntie tussen zowel bedrijven als koeien onderling. De variatie tussen bedrijven loopt van 1,2 tot 1,6 kilo melk per kilo droge stof. Bij individuele koeien loopt dit verschil zelfs van 1,1 tot 1,8 kilo melk per kilo droge stof. De ene koe maakt dus van 1 kilo droge stof 0,7 kilo melk meer dan de andere. Op bedrijfsniveau tikt dit behoorlijk door.

‘Er is geen boer die niet gelooft dat je kan fokken op melkproductie. Wat velen zich niet realiseren is dat de erfelijkheid van voerefficiëntie bijna net zo hoog is. De erfelijkheid van melkproductie is namelijk 40 procent en van voerefficiëntie 30 procent. In andere sectoren ligt de focus al jaren op voerefficiëntie. Bij de melkveehouderij wordt dit momenteel te weinig gebruikt. Bij varkens is de voerefficiëntie de afgelopen 20 jaar met 20 tot 25 procent verhoogd. Bij vleeskuikens zelfs met 60 procent.

‘Als je fokt op productie, fok je indirect vaak ook op voerefficiëntie. Hoogproductieve koeien gaan vaak efficiënter om met voer. We zitten dus op de goede weg, maar dat wil niet zeggen dat het niet beter kan.’ Pieter van Goor wil wel nadrukkelijk benoemen dat een goede voerefficiëntie niet op plaats 1 moet staan in het fokkerijbeleid. Gezondheid, levensduur en productie komen nog altijd voor voerefficiëntie.

Pagina delen