De gemeente Nederweert wil als proeftuin dienen voor de dialoog over de veehouderij. Wethouder Renée Wernink (VVD) heeft daar concrete ideeën over. Dialoog veronderstelt een uitnodigende, open houding, zowel bij de agrarische ondernemers als bij de gemeente. Een andere cultuur. En ook een andere rol van de agrarische adviseur, waar ze niet echt een hoge pet van op heeft. Nederweert huisvest relatief veel veehouderijen. Melkveebedrijven en ook varkens- en pluimveehouderijen. Geur en fijn stof zijn hot items in de gemeente. Door haar ligging heeft Nederweert een hoge achtergronddepositie van fijn stof (afkomstig van de industrie in met name het Ruhrgebied en het verkeer op de A2). Dat zorgt rondom pluimveebedrijven voor piekbelastingen die de toegestane normen overschrijden, met name rondom de Bosser- en Bloemerstraat ten noorden van Nederweert en een gebied ten noorden van Ospel. Wernink: “Natuurlijk moet die achtergronddepositie terug, maar dat hebben we niet zelf in de hand. Daarom wil ik heel graag met groepjes ondernemers in die gebieden aan de slag. Kijken of er door gezamenlijk optrekken winst valt te halen. Ik kan me voorstellen dat het met elkaar praten over de toekomst uiteindelijk oplevert dat die ondernemers samen een plan maken om de depositie in hun directe omgeving terug te brengen.”
Ondernemersgesprekken Inmiddels heeft ze met Zo Ziet Limburg Dieren afgesproken om in de gemeente een aantal van die ondernemersgesprekken op gang te brengen. “Het zou me veel waard zijn als dat iets oplevert. Nu houden de veehouders elkaar ook gevangen in de regelgeving, want als de ene investeert in het terugbrengen van ammoniak, fijn stof en geur, geeft dat de buurman de mogelijkheid om die ruimte weer op te vullen. Ik kan wettelijk zo’n vergunningaanvraag niet weigeren. Daarmee schieten we dus niet op, want de uitstoot moet juist als geheel omlaag.”
De ondernemersgesprekken ziet Wernink als het begin van een gebiedsgerichte dialoog. “Het begint bij de ondernemers zelf. Die moeten met plannen komen hoe ze de uitstoot de komende jaren gaan terugbrengen. Dat geeft het vertrouwen naar de omgeving dat met de eveneens nodige innovaties en uitbreidingen toch een verbetering van de situatie wordt bereikt.“
In Nederweert is onder leiding van burgemeester Henk Evers al een dialoogproces op gang gebracht tussen de LLTB-afdeling Weerterland en de Stichting Leefbaar Buitengebied Nederweert. Regelmatig worden in de raadszaal openbare thema-avonden gehouden over bijvoorbeeld gezondheid, biobased economy en ook over de ambitie van Zo Ziet Limburg Dieren dat in 2025 elk veehouderijbedrijf een lust voor de omgeving is. “Die dialoog waarin we elkaar informeren en met elkaar kennis uitwisselen moeten we in stand houden, want het zijn ook voor de burger interessante bijeenkomsten”.
Advies Tegelijkertijd wil de gemeente ook op het individuele niveau een andere, meer open werkwijze hanteren. “Laatst had ik overleg met een ondernemer samen met zijn adviseur, die kwamen vragen wat er mocht op zijn bouwblok. Ik antwoordde: vertel me eerst wat je wil, dan kunnen we kijken of en hoe we dat kunnen realiseren. Het bleek dat zijn bouwblok erg inefficiënt was ingedeeld en hij wilde dat aanpassen met gedeeltelijke afbraak en nieuwbouw annex uitbreiding. Met wat passen en meten en ook het verder terugbrengen van de uitstoot bleek het haalbaar en ik heb hen meteen ook het advies meegegeven eerst met de buurt te gaan praten.”
Ze maakt het nog vaak mee, dat een vergunningaanvraag het eerste contact is dat de gemeente met de veehouder heeft. “Dan zit je al meteen in de procedure en de buren weten vaak nog van niets. Dat moet anders.”
Weerstand
De agrarische adviseur moet daarin ook zijn rol pakken, vindt de wethouder. Die is vaak heel juridisch en procedureel georiënteerd. Hij adviseert zijn klant er wettelijk het maximale uit te halen en alles zo in te richten dat de aanvraag aan de wettelijke criteria voldoet. Dat roept weerstand op. Die contraproductieve cultuur van overvragen en afdingen, daar moeten we vanaf. Onlangs nog kreeg ik van een adviseur een stuk of tien standaardbezwaren tegen de nieuwe geurnormen. Dat telt gewoon maar als een hoor. En ik kan er ook nog niets mee, want ik wil weten wat er werkelijk speelt op de afzonderlijke bedrijven, want pas dan kunnen we kijken hoe er oplossingen mogelijk zijn.”
Ook de gemeente is die bureaucratische werkwijze van afvinken aan het verlaten, zegt Wernink. “Samen in een vroeg stadium praten over plannen en kijken hoe we die ook in overleg met de buurt tot stand kunnen brengen, dat zie ik als de nieuwe manier van innoveren in de veehouderij.”
Niet verwonderlijk, dat ze als lid van de stuurgroep ZZLD een van de drijfveren is achter het project Niet vinken maar vonken. “Technologische ontwikkelingen staan niet stil en innovaties voldoen vaak niet aan bestaande regelgeving. Als gemeenten zo’n plan in de la leggen omdat ze de criteria niet kunnen afvinken zijn we in feite bezig echte vooruitgang tegen te houden. Dus moeten we toe naar een integrale kwaliteitsbeoordeling op aspecten van bijvoorbeeld dierwelzijn, milieu, gezondheid en landschappelijke inpassing. Het is maatwerk. Wat op de ene locatie kan, kan elders niet. Als we met elkaar tot zo’n aanpak kunnen komen hebben we ook al die beperkende strafregels zoals Brabant die nu instelt, niet nodig.”
Zo Ziet Limburg DierenIn 2025 is elke Limburgse veehouderij een lust voor de omgeving. Dat is de nieuwe ambitie van Zo Ziet Limburg Dieren. Daarin werken de provincie en de LLTB samen met alle gemeenten, de Milieufederatie Limburg, de Dierenbescherming Limburg, de GGD, de HAS en de WUR aan een toekomstbestendige veehouderij. Het is een brede alliantie met krachtige projecten op het gebied van dierwelzijn, milieu, gezondheid, lokale dialoog en nieuwe verdienmodellen. Meer informatie is te vinden op de website
www.zozietlimburgdieren.nl.
Fotobijschrift Renée Wernink in gesprek met veehouder Thijs van Eijk. Aan de hoofstraat in Nederweert breidde hij zijn varkens-/legkippenbedrijf onlangs uit met een stal voor 3.150 vleesvarkens. Tijdens de bouw kwam een nieuw type combi-luchtwasser voor reductie van geur, ammoniak en fijn stof beschikbaar, die hij op het laatste moment inbouwde in plaats van de aangevraagde chemische luchtwasser (die alleen de ammoniakuitstoot vermindert). Een vergunning daarvoor had hij nog niet en vroeg hij pas aan toen hij al werd geïnstalleerd. “Goed gedaan”, aldus de wethouder, “ook al was je in overtreding”.